TECHNIEKONDERWIJS VOOR JONGE KINDEREN IN PORTUGAL: de huidige
situatie
Techniekonderwijs is een van de doelen van
onderwijs, afgezien van de leeftijd van de leerling en het onderwijsniveau. We
vinden techniekonderwijs dus terug in
het voorschoolse onderwijs (onder 6 jaar), primaire onderwijs (van 6 tot
9 jaar) en in het basisonderwijs (6-15 jaar).
- Techniekonderwijs in het voorschoolse traject.
Techniekonderwijs is een van de gebieden
binnen het voorschoolse onderwijs. Als gevolg daarvan omvat het onderijs voor
de voorschoolse leerkracht (Dectreet /wet 344/89 van 11 oktober) een
opleidingscomponent die mikt op persoonlijke, culturele, wetenschappelijke ,
technische, technologische en artistieke ontwikkeling van degenen die opgeleid
moeten worden. Voorbeelden van deze disciplines zijn: ICT-onderwijs en het
gebruik ervan, de natuurwetenschappen en het wetenschappelijk begrip van de
wereld.
Ofschoon de voorschoolse praktijk in Portugal
altijd een hoge mate van diversiteit heeft laten zien (dat zijn oorzaak vindt
in het gebrek aan heldere kenmerken van de pedagogische verantwoordelijkheden),
dienen alle leerkrachten voor het voorschoolse onderwijs zich te houden aan de
algemene doelen voor hun opleiding. Dit heeft geresulteerd in het aanvaarden
van relatief gelijke werkwijzen afgeleid van de leerplanrichtlijnen. Deze zijn
gebaseerd op de volgende concepten:
- de ontwikkeling van kinderen en hun leren gaan hand in hand;
- kinderen zijn het subject van het onderwijsproces en daarom moet
hun kennis gewaardeerd worden en als uitgangspunt dienen voor het
verwerven van nieuwe kennis;
- Leren kent meerdere gezichten i.e. erkennen dat leren in samenhang
gebeurd en niet is opgedeeld in aparte gescheiden gebieden.
- De vragen van kinderen moeten beantwoord worden.
De leerkracht is verantwoordelijk voor de
ontwikkeling van het curriculum en moet daarom rekening houden met:
- Algemene doelen voor het voorschoolse onderwijs
a) het stimuleren van de persoonlijke en sociale ontwikkeling
b) geïndividualiseerde algemene ontwikkeling
c) socialisatie en het leren van houdingen, taal, expressie en begrip van
de wereld.
- organisatie van de onderwijskundige omgeving als steun voor het
optreden van de leerkracht
- inhoudsgebieden moeten gezien worden als een algemeen verwijspunt
waarmee rekening wordt gehouden als het leren gepland en geëvalueerd gaat
worden:
1. vorming van het persoonlijke en sociale
2. expressie/communicatievorming:
A. motoriek, drama, kunst en muzikale expressie
B. mondelinge en geschreven taal
C. rekenen
3. kennis van de wereld
onderwijskundige
continuïteit
onderwijskundige
intentionaliteit
De kennis van de wereld wordt beschouwd
als een introductie op de wetenschap mede omvattend een introductie op vakken
als: geschiedenis, sociologie, aardrijkskunde, fysica, chemie (licht,
lucht water etc) en biologie. Er worden twee soorten materialen gebruikt:
informatiemateriaal zoals boeken, kranten, videos, dia;s , computers aan de
ene kant en materialen voor experimenten aan de andere kant.
De kennis van de wereld moet beiden
doen: zorgen dat er contact komt met de wetenschap en de wetenschappelijke en
experimenteerhouding van kinderen aanmoedigen, die gevormd wordt door het
fundamentele ontdekkingsproces, dat wetenschappelijk onderzoek kenmerkt. Toch,
als men een situatie of probleem als startpunt heeft zullen kinderen de
gelegenheid willen hebben verklaringen voor te stellen en hun eigen idee over
de wereld daarmee willen confronteren. De ondersteuning van de leerkracht mikt
op een bevestiging van de gemaakte observaties en/of op ervaring gebaseerde
hypothesen, zodanig, dat de verkregen kennis kan worden georganiseerd en
gesystematiseerd. Deze systematisering kan eventueel de behoefte aan verdere
informatie oproepen teneinde die kennis in te kaderen en meer harde en
wetenschappelijke concepten te formuleren.
- Techniekonderwijs in het
primair onderwijs
Voorschoolse opvoeding zorgt voor de
basisvoorwaarden voor succesvol verder leren. Dat betekent nog niet: directe
voorbereiding op het verplichte onderwijs, maar eerder contact met de cultuur
van het land en de instrumenten die leerlingen nodig hebben voor verdere
leerprocessen in hun verdere leven.
Wereldoriëntatie in het voorschoolse onderwijs is gerelateerd aan de sociale kennis in
het basisonderwijs. De componenten van sociale kennis (zelfbewustzijn en de kennis
van anderen en van instituties, van de natuurlijke omgeving, van de wederzijdse
afhankelijkheid tussen ruimten, materialen en objecten) kunnen ook een
verwijzing zijn naar het voorschoolse onderwijs.
Sociale kennis
in het basisonderwijs heeft een interdisciplinair
en tegelijkertijd integratief karakter, dat de ontwikkeling van vaardigheden
aanmoedigt die kennis integreren, weten hoe te doen en weten hoe te zijn (het
omvat specifieke bijdragen van de verschillende wetenschappen, nl.
natuurwetenschappen, aardrijkskunde, ICT etc.)
Aan het eind van
het primaire onderwijs moeten leerlingen de volgende competenties hebben
ontwikkeld:
-
Kan persoonlijke ideeën verwoorden en
rechtvaardigen en discussiëren van verschijnselen en problemen uit de fysische
en sociale omgeving met het oog op h4et begrijpen van samenwerking en
solidariteit
-
Gebruikt verschillende vormen van
geschreven en mondelinge en grafische communicatie, past onderzoek organisatie
en de elementaire technieken van gegevensverwerking toe,
Aan de andere kant
moet kennis ook opgebouwd zijn door de ervaringen van kinderen met probleem
oplossen, projectwerk en onderzoeksactiviteiten en de ontwikkeling van een
wetenschappelijke houding.
3.Techniekonderwijs
voor het basisonderwijs
Basisonderwijs in Portugal gebruikt
een competentiegericht leerplan. Het woord competentie heeft een brede
betekenis die kennis, vaardigheden, en houdingen die gezien kunnen worden als
kennis in actie of in gebruik.
Techniekonderwijs wordt gepresenteerd als
gestuurd door de behoefte de cultuur van de technologie te verwerven, om
kinderen binnen verschillende contexten te ontwikkelen, zoals:
- individueel gebruiker degene die dagelijks gebruik maakt van techniek
- de professionele gebruiker degene die techniek verbindt met werk
- de sociale gebruiker degene die begrijpt, kiest en sociaal
handelt.
Op deze manier omvat het
techniekonderwijsleerplan in het basisonderwijs een competentieprofiel
dat verbonden is met de definitie van een technisch competente burger. Zon
burger is bijvoorbeeld in staat om::
- elementaire grafische handleiding die bij een bepaald iets passen
te lezen en te interpreteren
- diagrammen te begrijpen;
- correlaties kan zien tussen techniek en de natuurlijke en sociale
omgeving;
- gebruik maakt van gerecycled materiaal en andere zelf recycled;
- zich aanpast aan sociale en technologische veranderingen;
- in en uit elkaar kan halen van simpele objecten;
- kan participeren in de bescherming van het milieu en de
consumenten;
- de manier waarop een object of een systeem functioneert kan
analyseren;
- de betrouwbaarheid van een systeem kan beoordelen.
Het gebied van het
techniekonderwijs is bedacht vanuit een breed perspectief. Het omvat
verschillende dimensies: economie, maatschappij, cultuur, milieu en producten.
Haar inhoud is langs drie hoofd lijnen georganiseerd:
Technologie en
maatschappij; technologische processen; concepten, principes en logische
operators.
Op deze manier
neemt het ontwerpen en de ontwikkeling van leerervaringen die verschillende
soorten activiteiten omvatten een groot belang aan: observeren, onderzoek,
probleem oplossen, ontwerpen, organisatie en management, technische en workshop
productie.
4. Onderzoek
naar techniekonderwijs voor het jonge kind in Portugal
In Portugal groeien
technische en technologische onderwijs en worden door enkele structurerende
projecten ondersteund. We beschrijven hier enige resultaten van academisch
onderzoek.
4.1
Structurerende projecten
Het MINERVA project
MINERVA (ICT bij het lesgeven, rationalisatie, ontwikkelingen en actualiseren)
is het eerste en meest relevante nationale project dat het gebruik van ICT wil
introduceren en onderzoeken in basis- en voortgezet onderwijs. Dit project is
in 1985 gestart tegelijk met het opzetten van
andere vergelijkbare projecten over de gehele wereld en specifiek in een
aantal Europese landen.
Haar
oorspronkelijke doelen waren de ontwikkeling van onderwijsdoelen voor ICT en
het gebruik van de computer als een technologisch instrument dat het onderwijs
en de leerprocessen kon ondersteunen bij verschillende vakken. Het verbreedde
echter al spoedig haar blikveld naar andere terreinen waar ICT als instrument
kon dienen om leerlingen te motiveren en om interdisciplinair te werken en
teamwork aan te moedigen binnen zowel het formele als het informele leerplan.
Omdat het zo
uitgegroeid was, is het project nu georganiseerd rond centra verbonden aan
universiteiten en scholen voor hoger onderwijs
die verantwoordelijk zijn voor de training en monitoring van
leerkrachten binnen netwerken voor het basis en voortgezet onderwijs. In deze
context , is het project door leerkrachten nationaal verspreid evenals het
gebruik van ICT in scholen, het ontwerpen, de constructie, de aanpassing en
publicatie van een breed spectrum aan onderwijskundige software, applicaties,
leerplan en materiaal ontwikkeling.
Nónio- XXIe eeuw programma
Nónio- XXIe eeuw
programma werd gelanceerd in 1996 door de Minister van
onderwijs. Het concentreert zich op het ontwerpen, testen en de grootschalige
implementatie van het gebruik van ICT in het onderwijssysteem , door eerdere
ervaringen binnen het basis en voortgezet onderwijs met behulp van hoger
onderwijsinstituten te verbreden.
Het omvat o.a. de
volgende doelen:
- het basis en voortgezet onderwijs voorzien van multimediale
uitrusting;
- projecten ondersteunen in basis en voorgezet onderwijs boor
partnerschappen met specifieke instituten
- Aanmoedigen en ondersteunen van het maken vban onderwijskundige
software en de uitgeversmarkt te mobiliseren;
- De introductie aanmoedigen en grootschalige implementatie van ICT
als een resultaat van de dynamiek in gang gebracht door b) en c) op zon
manier, dat systemen erop aangesproken kunnen worden en verzekerd zijn van
haar ontwikkeling.
- De verspreiding aanmoedigen en informatie uitwisseling over het onderwijs
tot stand brengen zowel nationaal
als internationaal.
Ciência Viva Programma
Het Ciência Viva Programma is gemaakt als
een unit van het ministerie van wetenschappen en technologie in 1996. Haar taak
was activiteiten te ondersteunen om wetenschappelijke en technologisch
onderwijs in de Portugese maatschappij aan te moedigen, vooral bij de jeugdige
bevolking in het basis en voortgezet onderwijs.
Ciência Viva maakte van schoolinterventie haar prioriteit. Haar doel en pogingen
waren gericht op versterking van het onderwijs van experimentele wetenschappen
en het mobiliseren van de wetenschappelijk wereld en haar instituties om het
wetenschappelijk onderwijs te verbeteren.
Dit project
moedigde ook het opzetten van fora aan en vergaderingen over wetenschap en
technologie. Ook sponsorde het wetenschappelijke publicaties. Het moet
aangemerkt worden als een uitstekende ondersteuninmg bij het wetenschaps- en
technologie onderwijs. Ook biedt ze wetenschappelijke websites aan voor
techniekcentra en museums en steunt ze met materialen (geschreven, software en
video).
4.2
Onderzoeksprojecten
LOGO in het voorschoolse onderwijs
Het onderzoek naar
LOGO startte in 1987 en was het eerste onderzoek naar het gebruik van computers
in het voorschoolse onderwijs in Portugal. Het bestond eruit 5-jarigen met LOGO
te laten werken en geëvalueerd werd wat het effect van deze procedure zou zijn
op het cognitieve ontwikkelingsproces. Er zijn twee gelijke groepen kinderen :
de experimentele en de controlegroep. Samengevat, ofschoon verder onderzoek
noodzakelijk is, toont het onderzoek aan,
dat de LOGO taal bijdraagt aan de cognitieve ontwikkeling van 5-jarigen
op het niveau van logisch mathematische structuren. We tekenen hierbij aan dat
sexe hier niet onderzocht werd; het leek een doelloze vraag in dit proces te
zijn.
Het werkblad bij het wiskunde onderwijs
De doelgroep van de
onderzoekers was een groep leerlingen van de 2e cyclus van het
basisonderwijs. De gebruikte werkwijze was observatie van leerlingen in de
klas.
Deze observaties
hebben geleid tot de volgende conclusies:
- de introductie van de computer in de klas veroorzaakt positieve
effecten op het onderwijs in de natuurwetenschappen en wiskunde.
- De tevredenheid van de leerlingen is evident in de klassen waar de
computer wordt gebruikt.
- De introductie van de computer stuurt de wil te willen leren in
ieder vakgebied.
- Meisjes en jongens vertonen geen belangrijk verschillen in leren
- Het gebruik van de computer is ook effectief als deze gebruikt
wordt door groepen leerlingen en er zijn geen sexe verschillen in het
leerproces.
Evaluatie van de opleidingsbehoeften
geïntegreerd in het MINERVA project; computercentra bij scholen in de regio
Viana do Castelo
Aangenomen, dat een
belangrijke voorwaarde voor de ontwikkeling van een opleidingsprogramma de
aanvaarding en de deelname aan de ontwikkeling van het programma door de groep
is, heeft de onderzoeker een studie uitgevoerd naar:
a) de opleidingsbehoeften zoals geformuleerd door de leerkrachten van de
tweede en derde cyclus van de scholen die deelnamen aan het MINERVA project in
het district Viana do Castelo.
Opleidingsbehoeften werden geëvalueerd in relatie tot eerde geselecteerde
themas van pedagogische aard en gerelateerd aan de computer;
b) het onderbrengen van de meningen van deze leerkrachten in een overzicht
m.b.t een grote hoeveelheid tevoren geselecteerde vragen die de introductie en
het gebruik van computers op school zouden kunnen rechtvaardigen.
In deze studie
kreeg de onderzoeker een response percentage van 82% van de vragenlijsten die
hij uitzond. De resultaten van deze studie toonden aan dat de meerderheid van
de leerkrachten mannen waren onder de 35 jaar met een licenciado graad. De meeste gaven al minstens 10 jaar les en
hadden vaste contracten , maar alleen een klein aantal had een eigen computer.
De overgrote
meerderheid van de respondenten beweerde dat de aanwezigheid van computers in
de klas onderwijskundige veranderingen zou brengen in het onderwijs en
leerproces; computers zouden effectief zijn bij de positieve discriminatie van
initiatieven; lessen waarbij de computers gebruikt wordt zijn interessanter;
als leerlingen met de computer werken wordt de individuele tevredenheid groter.
Hier moet opgemerkt
worden dat dit onderzoek geen sexe verschillen aanwijst bij de meningen over de
computer en het gebruik ervan.
Natuurwetenschappen in het onderwijs
aan jonge kinderen: de interactie van sociale processen in het primaire en
voortgezet onderwijs.
Deze studie werd
uitgevoerd in het voorschoolse onderwijs bij kinderen van vijf jaar oud. Het
leidende onderwerp was: Oefent de school/pedagogische praktijk een vergrotende
of verkleinend effect uit op ongelijkheden veroorzaakt door diverse primaire
socialisatie processen?
De onderzoeker koos
als variabelen: primaire socialisatie (het gezin); secundaire socialisatie (de
school) ; sexe; schoollocatie (geografische locatie)
De observaties
gericht op de leraar-leerling interactie hebben geleid tot de conclusie dat er
verschillen zijn in de capaciteit van kinderen om een tekst op te bouwen en
informatie te begrijpen. Deze verschillen hangen samen met geslacht en sociale
afkomst.
De onderzoeker kwam
tot de volgende conclusies m.b.t. geslachtsverschillen:
- meisjes uit de midden en de hogere arbeidersklasse zijn degene die
in staat zijn een echte tekst vanaf het begin op te bouwen;
- na individueel onderwijs jongens én meisjes uit de hogere
sociaal-economische klassen hadden moeite met het opbouwen van een echte
tekst.
- Van de leerlingen van de hogere werkende klasse waren het jongens
die een echte tekst op konden bouwen, terwijl in de lagere werkende
klassen meisjes dat kunnen.
Natuurwetenschappen in de eerset
cyclus van het basisonderwijs; de invloed van gezin en school
Deze studie werd ondernomen in twee scholen voor
basisonderwijs in de vierde klas. Het omvatte 62 kinderen van beide geslachten
(31 jongens en 31 meisjes) en hun moeders.
Eén van de leidende
vragen was of er enige verschillen waren in reactie en in de betoog opbouw ,
overeenkomend met geslacht of sociale afkomst.
Bij benadering doet
het onderzoek suggereren dat jongens en meisjes accepteren dat de school een
betoog verlangt dat de onmiddellijke tekst overstijgt.
Een analyse van de
antwoorden volgens geslacht en wetenschappelijke thema toont aan dat meisjes
degenen zijn die het meest de school context herkennen en dat deze herkenning
groter is als het om onderwerpen gaat als hygiëne en gezondheid.
In zn algemeenheid
gezegd, kan er beweerd worden dat geslacht de waarde beïnvloed die gehecht
wordt aan het betoog, en de meisjes dat het meeste doen.
Onderwijsopleiding voor het
basisonderwijs in het district Braga bijdrage aan een nieuw concept over de
school.
Dit waren de
onderzoeksdoelen:
- te begrijpen in welke mate nieuwe technologieën gebruikt worden in
het basisonderwijs
- Uitzoeken wat de mening is van de onderwijsgevenden over het
gebruik van nieuwe technologieën
- Dit onderzoek omvatte 1117 onderwijsgevenden van beide geslachten.
39 Leerkrachten uit de eerste cyclus en 13 van de tweede en derde cyclus
werden geïnterviewd. De resultaten indiceerden geen belangrijke verschillen in mening en onderwijspraktijk.
De invloed van ICT training op leerkrachten
van de eerset en de tweede cyclus in het basisonderwijs in het district Viana
do Castelo
D doelgroep van deze studie waren
onderwijsgevenden van de eerste en tweede cyclus van het basisonderwijs in het
district Viana do Castelo. Het doel was gedragspatronen te onderzoeken m.b.t
het gebruik van audio-visuele middelen
(video, overhead, projector, camera) en computers in de klas en om uit
te vinden of het gebruik van nieuwe technologieën in de initiële opleiding het
latere gebruik in de klas zou beïnvloeden.
De auteur kwam tot de conclusie dat geslacht
alleen een zwakke invloed heeft op het gebruik van ICT in de klas bij
leerkrachten die een ICT training hebben gehad gedurende hun initiële opleiding
Het project
Clube de Ciencia.
Clube de Ciencia is een gemeentelijk
ontwikkelingsproject dat als doel heeft schoolsucces aan te moedigen en dat
zichzelf ziet als aanvullend op het formele onderwijs.
Het is een project bedoeld voor jonge mensen
in de eerste, tweede , en derde cyclus van het basisonderwijs en heeft als doel leren te consolideren, te
strijden tegen falen, en een afname van school drop-out te veroorzaken.
Dit project is bij uitstek praktisch, het
plaatst kinderen en jong volwassenen in de rol van wetenschappers en
onderzoekers op een informele wijze. Het heeft de bedoeling het mogelijk te
maken wetenschappelijk werk te doen op een attractieve en informele wijze en aldus een grotere belangstelling te
ontwikkelen voor kennisvragen.
Dit project was een succes. Het aantal
jongeren dat deelnam is toegenomen zowel qua variëteit in initiatieven als de
kwantiteit.
Een diepte-analyse toont aan dat meisjes meer
dan jongens deelnemen op alle terreinen behalve sport.
Techniek in een voorschoolse context.
In zijn openbare les beweerde de onderzoeker dat
- voorschoolse leerkrachten meer positieve houdingen hebben dan
tweede en derde cyclus leerkrachten ten opzichte van de veronderstelde
professionele voordelen (directe
voordelen in hun relatie met leerlingen en het systeem), die, naar hun
mening, het resultaat kan zijn van nascholing in de context van het
gebruik van ICT voor onderwijsdoeleinden
- Omdat zij degene zijn die het meeste open staan voor training.
Deze leerkrachten, meestal vrouwen, vertonen
een grotere ontvankelijkheid en openheid voor training omdat ze het beschouwen
als tamelijk zinnig in professionele termen.
Scenarios tonen twee analyse lijnen: aan de
ene kant een dichotomie tussen de logica van de ondersteunende wetgeving, die
impliciet een technologie cultuur aanneemt in het voorschoolse onderwijs
binnen de context van leerinnovaties, praktijk en actuele organisatorische
operationele matrixen op dit onderwijsniveau, aan de andere kant een heldere
plaatsbepaling van leerkrachten op dit niveau om technologie te gebruiken in de
leer- en onderwijsomgeving.
Referenties
Wetgeving
Education Reform Law (1986). Law nº
46/86, of October 14th (The Bases for
the Educational System).
Pre-School Education Law (1997). Law
nº 5/97, of 10 February (Pre-School Education Framework Law).
Early Childhood Teacher Training
(1997) Law 115/97 of September 19th (Introduces changes in the Bases for the
Educational System).
Curriculum Guidelines for Pre-school
Education (1997) Rule no. 5220/97
Boeken
Martins, Isabel, P. e Veiga, M.ª Luísa (1999) Uma Análise do Currículo da Escolaridade
Básica na Perspectiva da Educação em Ciências, Instituto de Inovação
Educacional.
Ministério da Educação, Departamento da Educação
Básica (1998). Early Childhood Education
in Portugal, Lisboa, Departamento da Educação Básica.
Ministério da Educação, Departamento da Educação
Básica (2000). Early Childhood Education and Care Policy in
Portugal. Lisboa, Departamento da Educação Básica.
Ministério da Educação, Departamento da Educação
Básica (2001). Currículo Nacional do
Ensino Básico, Competências Essenciais Lisboa, Departamento da Educação
Básica. (Decision
no 21/2001 of September).
Dissertaties
· LOGO in Pre-school Education. Evaluation of some cognitive features
driven by the programming activity
Guilhermina Miranda
Faculty of Psychology and Educational Science
of the University of Lisbon
Master Thesis, 1989
· The worksheet in Mathematical Education
M. Leonor Moreira
Faculty of Science of the University of Lisbon
Master Thesis
1989
· Evaluation of the training needs of teachers
integrated in Minerva Project School Computer Centres in Schools in the
district of Viana do Castelo
José Henrique da Costa Portela
Institute
of Education of the University of Minho
Master Thesis
1991
· Learning Natural Science in Childhood Education:
interaction of primary and secondary socialisation processes
Maria José Gonçalves da Câmara
Faculty of Science of the University of Lisbon
Master Thesis
1995
·Science discourse in the context of science in the 1st
cycle of Basic Education: the influence of family and school factors
Margarida Rebelo dos Santos Silveira
Faculty of Science of the University of Lisbon
Master Thesis
1996
· Teacher Training of Basic Education Teachers in the
context of Educational Technology in the District of Braga a contribution to
a new conception of school
Fernanda Martins Vieira da Rocha
Institute of Education and Psychology of the
University of Minho
Master Thesis
1996
·The influence of teacher training in ICT on teachers
from the 1st and 2nd cycles of Basic Education in the
district of Viana does Castelo
Manuela Maria Oliveira Enes
Institute of Education of the University of
Minho
Master Thesis
1997
·
Project Clube de Ciência
Bairro dos Lóios Community
Development Centre
Co-ordenator: Cristina Laranjo
Websites
http://www.dapp.min-edu.pt/nonio/docum/minaval/minaval.htm )
(MINERVA Project Evaluation Report
(1994)
http://www.dapp.min-edu.pt/nonio
(Nónio-XXI Century
Programme)
http://www.cienciaviva.pt
(Ciência Viva Programme)
http://www.uarte.mct.pt/
(uARTE Programme Internet in School)
(http://www.acesso.mct.pt/docs/lverde.htm
(Green Paper for the Information
Society)
Kontakt:
Universidade de Lisboa
Faculdade de Psicologia de Ciencias da Educacao
Alameda da Universidade
P 1649-013
Lisboa
elisrod@fpce.ul.pt
ana.simao@fpce.ul.pt
b.cabrito@fpce.ul.pt