Catalonië | Duitsland | Portugal | Nederland | Samenvatting
 
I. hoofdstuk




TECHNIEKONDERWIJS VOOR JONGE KINDEREN IN PORTUGAL: de huidige situatie

 

Techniekonderwijs is een van de doelen van onderwijs, afgezien van de leeftijd van de leerling en het onderwijsniveau. We vinden techniekonderwijs dus terug in  het voorschoolse onderwijs (onder 6 jaar), primaire onderwijs (van 6 tot 9 jaar) en in het basisonderwijs (6-15 jaar). 

 

  1. Techniekonderwijs in het voorschoolse traject.

Techniekonderwijs is een van de gebieden binnen het voorschoolse onderwijs. Als gevolg daarvan omvat het onderijs voor de voorschoolse leerkracht (Dectreet /wet 344/89 van 11 oktober) een opleidingscomponent die mikt op persoonlijke, culturele, wetenschappelijke , technische, technologische en artistieke ontwikkeling van degenen die opgeleid moeten worden. Voorbeelden van deze disciplines zijn: ICT-onderwijs en het gebruik ervan, de natuurwetenschappen en het wetenschappelijk begrip van de wereld.

Ofschoon de voorschoolse praktijk in Portugal altijd een hoge mate van diversiteit heeft laten zien (dat zijn oorzaak vindt in het gebrek aan heldere kenmerken van de pedagogische verantwoordelijkheden), dienen alle leerkrachten voor het voorschoolse onderwijs zich te houden aan de algemene doelen voor hun opleiding. Dit heeft geresulteerd in het aanvaarden van relatief gelijke werkwijzen afgeleid van de leerplanrichtlijnen. Deze zijn gebaseerd op de volgende concepten:

  • de ontwikkeling van kinderen en hun leren gaan hand in hand;
  • kinderen zijn het subject van het onderwijsproces en daarom moet hun kennis gewaardeerd worden en als uitgangspunt dienen voor het verwerven van nieuwe kennis;
  • Leren kent meerdere gezichten i.e. erkennen dat leren in samenhang gebeurd en niet is opgedeeld in aparte gescheiden gebieden.
  • De vragen van kinderen moeten beantwoord worden.

 

De leerkracht is verantwoordelijk voor de ontwikkeling van het curriculum en moet daarom rekening houden met:

  • Algemene doelen voor het voorschoolse onderwijs

a)       het stimuleren van de persoonlijke en sociale ontwikkeling

b)       geïndividualiseerde algemene ontwikkeling

c)       socialisatie en het leren van houdingen, taal, expressie en begrip van de wereld.

  • organisatie van de onderwijskundige omgeving als steun voor het optreden van de leerkracht
  • inhoudsgebieden moeten gezien worden als een algemeen verwijspunt waarmee rekening wordt gehouden als het leren gepland en geëvalueerd gaat worden:

1.       vorming van het persoonlijke en sociale

2.       expressie/communicatievorming:

A.      motoriek, drama, kunst en muzikale expressie

B.      mondelinge en geschreven taal

C.      rekenen

3.       kennis van de wereld

onderwijskundige continuïteit

onderwijskundige intentionaliteit

 

De kennis van de wereld wordt beschouwd als een introductie op de wetenschap mede omvattend een introductie op vakken als: geschiedenis, sociologie, aardrijkskunde, fysica, chemie (licht, lucht water etc) en biologie. Er worden twee soorten materialen gebruikt: informatiemateriaal zoals boeken, kranten, video’s, dia;s , computers aan de ene kant en materialen voor experimenten aan de andere kant.

 

De kennis van de wereld moet beiden doen: zorgen dat er contact komt met de wetenschap en de wetenschappelijke en experimenteerhouding van kinderen aanmoedigen, die gevormd wordt door het fundamentele ontdekkingsproces, dat wetenschappelijk onderzoek kenmerkt. Toch, als men een situatie of probleem als startpunt heeft zullen kinderen de gelegenheid willen hebben verklaringen voor te stellen en hun eigen idee over de wereld daarmee willen confronteren. De ondersteuning van de leerkracht mikt op een bevestiging van de gemaakte observaties en/of op ervaring gebaseerde hypothesen, zodanig, dat de verkregen kennis kan worden georganiseerd en gesystematiseerd. Deze systematisering kan eventueel de behoefte aan verdere informatie oproepen teneinde die kennis in te kaderen en meer” harde en wetenschappelijke “ concepten te formuleren.

 

  1. Techniekonderwijs in  het primair onderwijs

Voorschoolse opvoeding zorgt voor de basisvoorwaarden voor succesvol verder leren. Dat betekent nog niet: directe voorbereiding op het verplichte onderwijs, maar eerder contact met de cultuur van het land en de instrumenten die leerlingen nodig hebben voor verdere leerprocessen in hun verdere leven.

Wereldoriëntatie in het voorschoolse onderwijs is gerelateerd aan de sociale kennis in het basisonderwijs. De componenten van sociale kennis (zelfbewustzijn en de kennis van anderen en van instituties, van de natuurlijke omgeving, van de wederzijdse afhankelijkheid tussen ruimten, materialen en objecten) kunnen ook een verwijzing zijn naar het voorschoolse onderwijs.

Sociale kennis in  het basisonderwijs heeft een interdisciplinair en tegelijkertijd integratief karakter, dat de ontwikkeling van vaardigheden aanmoedigt die kennis integreren, weten hoe te doen en weten hoe te zijn (het omvat specifieke bijdragen van de verschillende wetenschappen, nl. natuurwetenschappen, aardrijkskunde, ICT etc.)

Aan het eind van het primaire onderwijs moeten leerlingen de volgende competenties hebben ontwikkeld:

-          Kan persoonlijke ideeën verwoorden en rechtvaardigen en discussiëren van verschijnselen en problemen uit de fysische en sociale omgeving met het oog op h4et begrijpen van samenwerking en solidariteit

-          Gebruikt verschillende vormen van geschreven en mondelinge en grafische communicatie, past onderzoek organisatie en de elementaire technieken van gegevensverwerking toe,

Aan de andere kant moet kennis ook opgebouwd zijn door de ervaringen van kinderen met probleem oplossen, projectwerk en onderzoeksactiviteiten en de ontwikkeling van een wetenschappelijke houding.

 

3.Techniekonderwijs voor het basisonderwijs

Basisonderwijs in Portugal gebruikt een competentiegericht leerplan. Het woord competentie heeft een brede betekenis die kennis, vaardigheden, en houdingen die gezien kunnen worden als kennis in actie of in gebruik.

Techniekonderwijs wordt gepresenteerd als gestuurd door de behoefte de cultuur van de technologie te verwerven, om kinderen binnen verschillende contexten te ontwikkelen, zoals:

  • individueel gebruiker – degene die dagelijks gebruik  maakt van techniek
  • de professionele gebruiker – degene die techniek verbindt met werk
  • de sociale gebruiker – degene die begrijpt, kiest en sociaal handelt.

Op deze manier omvat het techniekonderwijsleerplan in het basisonderwijs een competentieprofiel dat verbonden is met de definitie van een technisch competente burger. Zo’n burger is bijvoorbeeld in staat om::

  • elementaire grafische handleiding die bij een bepaald iets passen te lezen en te interpreteren
  • diagrammen te begrijpen;
  • correlaties kan zien tussen techniek en de natuurlijke en sociale omgeving;
  • gebruik maakt van gerecycled materiaal en andere zelf recycled;
  • zich aanpast aan sociale en technologische veranderingen;
  • in en uit elkaar kan halen van simpele objecten;
  • kan participeren in de bescherming van het milieu en de consumenten;
  • de manier waarop een object of een systeem functioneert kan analyseren;
  • de betrouwbaarheid van een systeem kan beoordelen.

 

Het gebied van het techniekonderwijs is bedacht vanuit een breed perspectief. Het omvat verschillende dimensies: economie, maatschappij, cultuur, milieu en producten. Haar inhoud is langs drie hoofd lijnen georganiseerd:

Technologie en maatschappij; technologische processen; concepten, principes en logische operators.

Op deze manier neemt het ontwerpen en de ontwikkeling van leerervaringen die verschillende soorten activiteiten omvatten een groot belang aan: observeren, onderzoek, probleem oplossen, ontwerpen, organisatie en management, technische en workshop productie.

 

4. Onderzoek naar techniekonderwijs voor het jonge kind in Portugal

In Portugal groeien technische en technologische onderwijs en worden door enkele structurerende projecten ondersteund. We beschrijven hier enige resultaten van academisch onderzoek.

 

4.1 Structurerende projecten

Het MINERVA project

 

“MINERVA” (ICT bij het lesgeven, rationalisatie, ontwikkelingen en actualiseren) is het eerste en meest relevante nationale project dat het gebruik van ICT wil introduceren en onderzoeken in basis- en voortgezet onderwijs.” Dit project is in 1985 gestart tegelijk met het opzetten van  andere vergelijkbare projecten over de gehele wereld en specifiek in een aantal Europese landen.  

Haar oorspronkelijke doelen waren de ontwikkeling van onderwijsdoelen voor ICT en het gebruik van de computer als een technologisch instrument dat het onderwijs en de leerprocessen kon ondersteunen bij verschillende vakken. Het verbreedde echter al spoedig haar blikveld naar andere terreinen waar ICT als instrument kon dienen om leerlingen te motiveren en om interdisciplinair te werken en teamwork aan te moedigen binnen zowel het formele als het informele leerplan.

Omdat het zo uitgegroeid was, is het project nu georganiseerd rond centra verbonden aan universiteiten en scholen voor hoger onderwijs  die verantwoordelijk zijn voor de training en monitoring van leerkrachten binnen netwerken voor het basis en voortgezet onderwijs. In deze context , is het project door leerkrachten nationaal verspreid evenals het gebruik van ICT in scholen, het ontwerpen, de constructie, de aanpassing en publicatie van een breed spectrum aan onderwijskundige software, applicaties, leerplan en materiaal ontwikkeling.

 

Nónio- XXIe eeuw programma

 

Nónio- XXIe eeuw programma werd gelanceerd in 1996 door de Minister van onderwijs. Het concentreert zich op het ontwerpen, testen en de grootschalige implementatie van het gebruik van ICT in het onderwijssysteem , door eerdere ervaringen binnen het basis en voortgezet onderwijs met behulp van hoger onderwijsinstituten te verbreden.

Het omvat o.a. de volgende doelen:

 

  • het basis en voortgezet onderwijs voorzien van multimediale uitrusting;
  • projecten ondersteunen in basis en voorgezet onderwijs boor partnerschappen met specifieke instituten
  • Aanmoedigen en ondersteunen van het maken vban onderwijskundige software en de uitgeversmarkt te mobiliseren;
  • De introductie aanmoedigen en grootschalige implementatie van ICT als een resultaat van de dynamiek in gang gebracht door b) en c) op zo’n manier, dat systemen erop aangesproken kunnen worden en verzekerd zijn van haar ontwikkeling.
  • De verspreiding aanmoedigen en informatie uitwisseling over het onderwijs tot stand brengen  zowel nationaal als internationaal.

 

Ciência Viva Programma

Het  Ciência Viva Programma is gemaakt als een unit van het ministerie van wetenschappen en technologie in 1996. Haar taak was activiteiten te ondersteunen om wetenschappelijke en technologisch onderwijs in de Portugese maatschappij aan te moedigen, vooral bij de jeugdige bevolking in het basis en voortgezet onderwijs.

Ciência Viva maakte van schoolinterventie haar prioriteit. Haar doel en pogingen waren gericht op versterking van het onderwijs van experimentele wetenschappen en het mobiliseren van de wetenschappelijk wereld en haar instituties om het wetenschappelijk onderwijs te verbeteren.

Dit project moedigde ook het opzetten van fora aan en vergaderingen over wetenschap en technologie. Ook sponsorde het wetenschappelijke publicaties. Het moet aangemerkt worden als een uitstekende ondersteuninmg bij het wetenschaps- en technologie onderwijs. Ook biedt ze wetenschappelijke websites aan voor techniekcentra en museums en steunt ze met materialen (geschreven, software en video).

 

4.2 Onderzoeksprojecten

 

LOGO in het voorschoolse onderwijs

Het onderzoek naar LOGO startte in 1987 en was het eerste onderzoek naar het gebruik van computers in het voorschoolse onderwijs in Portugal. Het bestond eruit 5-jarigen met LOGO te laten werken en geëvalueerd werd wat het effect van deze procedure zou zijn op het cognitieve ontwikkelingsproces. Er zijn twee gelijke groepen kinderen : de experimentele en de controlegroep. Samengevat, ofschoon verder onderzoek noodzakelijk is, toont het onderzoek aan,  dat de LOGO taal bijdraagt aan de cognitieve ontwikkeling van 5-jarigen op het niveau van logisch mathematische structuren. We tekenen hierbij aan dat sexe hier niet onderzocht werd; het leek een doelloze vraag in dit proces te zijn.

 

Het werkblad bij het wiskunde onderwijs

De doelgroep van de onderzoekers was een groep leerlingen van de 2e cyclus van het basisonderwijs. De gebruikte werkwijze was observatie van leerlingen in de klas.

Deze observaties hebben geleid tot de volgende conclusies:

  • de introductie van de computer in de klas veroorzaakt positieve effecten op het onderwijs in de natuurwetenschappen en wiskunde.
  • De tevredenheid van de leerlingen is evident in de klassen waar de computer wordt gebruikt.
  • De introductie van de computer stuurt de wil te willen leren in ieder vakgebied.
  • Meisjes en jongens vertonen geen belangrijk verschillen in leren
  • Het gebruik van de computer is ook effectief als deze gebruikt wordt door groepen leerlingen en er zijn geen sexe verschillen in het leerproces.

 

Evaluatie van de opleidingsbehoeften geïntegreerd in het MINERVA project; computercentra bij scholen in de regio Viana do Castelo

 

Aangenomen, dat een belangrijke voorwaarde voor de ontwikkeling van een opleidingsprogramma de aanvaarding en de deelname aan de ontwikkeling van het programma door de groep is, heeft de onderzoeker een studie uitgevoerd naar:

a)       de opleidingsbehoeften zoals geformuleerd door de leerkrachten van de tweede en derde cyclus van de scholen die deelnamen aan het MINERVA project in het district  Viana do Castelo. Opleidingsbehoeften werden geëvalueerd in relatie tot eerde geselecteerde thema’s van pedagogische aard en gerelateerd aan de computer;

b)       het onderbrengen van de meningen van deze leerkrachten in een overzicht m.b.t een grote hoeveelheid tevoren geselecteerde vragen die de introductie en het gebruik van computers op school zouden kunnen rechtvaardigen.

In deze studie kreeg de onderzoeker een response percentage van 82% van de vragenlijsten die hij uitzond. De resultaten van deze studie toonden aan dat de meerderheid van de leerkrachten mannen waren onder de 35 jaar met een “licenciado” graad.  De meeste gaven al minstens 10 jaar les en hadden vaste contracten , maar alleen een klein aantal had een eigen computer.

De overgrote meerderheid van de respondenten beweerde dat de aanwezigheid van computers in de klas onderwijskundige veranderingen zou brengen in het onderwijs en leerproces; computers zouden effectief zijn bij de positieve discriminatie van initiatieven; lessen waarbij de computers gebruikt wordt zijn interessanter; als leerlingen met de computer werken wordt de individuele tevredenheid groter.

Hier moet opgemerkt worden dat dit onderzoek geen sexe verschillen aanwijst bij de meningen over de computer en het gebruik ervan.

 

Natuurwetenschappen in het onderwijs aan jonge kinderen: de interactie van sociale processen in het primaire en voortgezet onderwijs.

 

Deze studie werd uitgevoerd in het voorschoolse onderwijs bij kinderen van vijf jaar oud. Het leidende onderwerp was: Oefent de school/pedagogische praktijk een vergrotende of verkleinend effect uit op ongelijkheden veroorzaakt door diverse primaire socialisatie processen?

De onderzoeker koos als variabelen: primaire socialisatie (het gezin); secundaire socialisatie (de school) ; sexe; schoollocatie (geografische locatie)

De observaties gericht op de leraar-leerling interactie hebben geleid tot de conclusie dat er verschillen zijn in de capaciteit van kinderen om een tekst op te bouwen en informatie te begrijpen. Deze verschillen hangen samen met geslacht en sociale afkomst.

De onderzoeker kwam tot de volgende conclusies m.b.t. geslachtsverschillen:

  • meisjes uit de midden en de hogere arbeidersklasse zijn degene die in staat zijn een “echte” tekst vanaf het begin op te bouwen;
  • na individueel onderwijs jongens én meisjes uit de hogere sociaal-economische klassen hadden moeite met het opbouwen van een “echte” tekst.
  • Van de leerlingen van de hogere werkende klasse waren het jongens die een “echte” tekst op konden bouwen, terwijl in de lagere werkende klassen meisjes dat kunnen.

 

Natuurwetenschappen in de eerset cyclus van het basisonderwijs; de invloed van gezin en school

 

Deze studie  werd ondernomen in twee scholen voor basisonderwijs in de vierde klas. Het omvatte 62 kinderen van beide geslachten (31 jongens en 31 meisjes) en hun moeders.

Eén van de leidende vragen was of er enige verschillen waren in reactie en in de betoog opbouw , overeenkomend met geslacht of sociale afkomst.

Bij benadering doet het onderzoek suggereren dat jongens en meisjes accepteren dat de school een betoog verlangt dat de onmiddellijke tekst overstijgt.

Een analyse van de antwoorden volgens geslacht en wetenschappelijke thema toont aan dat meisjes degenen zijn die het meest de school context herkennen en dat deze herkenning groter is als het om onderwerpen gaat als hygiëne en gezondheid.

In z’n algemeenheid gezegd, kan er beweerd worden dat geslacht de waarde beïnvloed die gehecht wordt aan het betoog, en de meisjes dat het meeste doen.

 

Onderwijsopleiding voor het basisonderwijs in het district Braga – bijdrage aan een nieuw concept over de school.

 

Dit waren de onderzoeksdoelen:

  • te begrijpen in welke mate nieuwe technologieën gebruikt worden in het basisonderwijs
  • Uitzoeken wat de mening is van de onderwijsgevenden over het gebruik van nieuwe technologieën
  • Dit onderzoek omvatte 1117 onderwijsgevenden van beide geslachten. 39 Leerkrachten uit de eerste cyclus en 13 van de tweede en derde cyclus werden geïnterviewd. De resultaten indiceerden  geen belangrijke verschillen in mening en onderwijspraktijk.

 

De invloed van ICT training op leerkrachten van de eerset en de tweede cyclus in het basisonderwijs in het district Viana do Castelo

 

D doelgroep van deze studie waren onderwijsgevenden van de eerste en tweede cyclus van het basisonderwijs in het district Viana do Castelo. Het doel was gedragspatronen te onderzoeken m.b.t het gebruik van audio-visuele middelen  (video, overhead, projector, camera) en computers in de klas en om uit te vinden of het gebruik van nieuwe technologieën in de initiële opleiding het latere gebruik in de klas zou beïnvloeden.

De auteur kwam tot de conclusie dat geslacht alleen een zwakke invloed heeft op het gebruik van ICT in de klas bij leerkrachten die een ICT training hebben gehad gedurende hun initiële opleiding

 

Het project “Clube de Ciencia”.

“Clube de Ciencia” is een gemeentelijk ontwikkelingsproject dat als doel heeft schoolsucces aan te moedigen en dat zichzelf ziet als aanvullend op het formele onderwijs.

Het is een project bedoeld voor jonge mensen in de eerste, tweede , en derde cyclus van het basisonderwijs  en heeft als doel leren te consolideren, te strijden tegen falen, en een afname van school drop-out te veroorzaken.

Dit project is bij uitstek praktisch, het plaatst kinderen en jong volwassenen in de rol van wetenschappers en onderzoekers op een informele wijze. Het heeft de bedoeling het mogelijk te maken wetenschappelijk werk te doen op een attractieve en informele wijze  en aldus een grotere belangstelling te ontwikkelen voor kennisvragen.

Dit project was een succes. Het aantal jongeren dat deelnam is toegenomen zowel qua variëteit in initiatieven als de kwantiteit.

Een diepte-analyse toont aan dat meisjes meer dan jongens deelnemen op alle terreinen behalve sport.

 

Techniek in een voorschoolse context.

In zijn openbare les beweerde  de onderzoeker dat

  1. voorschoolse leerkrachten meer positieve houdingen hebben dan tweede en derde cyclus leerkrachten ten opzichte van de veronderstelde professionele voordelen  (directe voordelen in hun relatie met leerlingen en het systeem), die, naar hun mening, het resultaat kan zijn van nascholing in de context van het gebruik van ICT voor onderwijsdoeleinden
  2. Omdat zij degene zijn die het meeste open staan voor training.

 

Deze leerkrachten, meestal vrouwen, vertonen een grotere ontvankelijkheid en openheid voor training omdat ze het beschouwen als tamelijk zinnig in professionele termen.

Scenario’s tonen twee analyse lijnen: aan de ene kant een dichotomie tussen de logica van de ondersteunende wetgeving, die impliciet een technologie “cultuur” aanneemt in het voorschoolse onderwijs binnen de context van leerinnovaties, praktijk en actuele organisatorische operationele matrixen op dit onderwijsniveau, aan de andere kant een heldere plaatsbepaling van leerkrachten op dit niveau om technologie te gebruiken in de leer- en onderwijsomgeving.

 

Referenties

Wetgeving

 

Education Reform Law (1986). Law nº 46/86, of  October 14th (The Bases for the Educational System).

Pre-School Education Law (1997). Law nº 5/97, of 10 February (Pre-School Education Framework Law).

Early Childhood Teacher Training (1997) Law 115/97 of September 19th (Introduces changes in the Bases for the Educational System).

Curriculum Guidelines for Pre-school Education (1997) Rule no. 5220/97

 

Boeken

 

Martins, Isabel, P. e Veiga, M.ª Luísa (1999) Uma Análise do Currículo da Escolaridade Básica na Perspectiva da Educação em Ciências, Instituto de Inovação Educacional.

Ministério da Educação, Departamento da Educação Básica (1998). Early Childhood Education in Portugal, Lisboa, Departamento da Educação Básica.

Ministério da Educação, Departamento da Educação Básica (2000). Early Childhood Education and Care Policy in Portugal. Lisboa, Departamento da Educação Básica.

Ministério da Educação, Departamento da Educação Básica (2001). Currículo Nacional do Ensino Básico, Competências Essenciais Lisboa, Departamento da Educação Básica. (Decision no  21/2001 of September).

 

 

Dissertaties

 

· LOGO in Pre-school Education. Evaluation of some cognitive features driven by the programming activity

Guilhermina Miranda

Faculty of Psychology and Educational Science of the University of Lisbon

Master Thesis, 1989

 

· The worksheet in Mathematical Education

M. Leonor Moreira

Faculty of Science of the University of Lisbon

Master Thesis

1989

· Evaluation of the training needs of teachers integrated in Minerva Project School Computer Centres in Schools in the district of Viana do Castelo

José Henrique da Costa Portela

Institute of Education of the University of Minho

Master Thesis

1991

· Learning Natural Science in Childhood Education: interaction of primary and secondary socialisation processes

Maria José Gonçalves da Câmara

Faculty of Science of the University of Lisbon

Master Thesis

1995

·Science discourse in the context of science in the 1st cycle of Basic Education: the influence of family and school factors

Margarida Rebelo dos Santos Silveira

Faculty of Science of the University of Lisbon

Master Thesis

1996

 

· Teacher Training of Basic Education Teachers in the context of Educational Technology in the District of Braga – a contribution to a new conception of school

Fernanda Martins Vieira da Rocha

Institute of Education and Psychology of the University of Minho

Master Thesis

1996

·The influence of teacher training in ICT on teachers from the 1st and 2nd cycles of Basic Education in the district of Viana does Castelo

Manuela Maria Oliveira Enes

Institute of Education of the University of Minho

Master Thesis

1997

· Project “Clube de Ciência”

Bairro dos Lóios Community Development Centre

Co-ordenator: Cristina Laranjo

 

Websites

 

http://www.dapp.min-edu.pt/nonio/docum/minaval/minaval.htm )

(MINERVA Project Evaluation Report (1994)

http://www.dapp.min-edu.pt/nonio

(Nónio-XXI Century Programme)

http://www.cienciaviva.pt

(Ciência Viva Programme)

http://www.uarte.mct.pt/

(uARTE – Programme Internet in School)

(http://www.acesso.mct.pt/docs/lverde.htm –

(Green Paper for the Information Society)

 

 

 

Kontakt:

Universidade de Lisboa

Faculdade de Psicologia de Ciencias da Educacao

Alameda da Universidade

P 1649-013

Lisboa

 

elisrod@fpce.ul.pt
ana.simao@fpce.ul.pt
b.cabrito@fpce.ul.pt